Nog
en dan weer vakantie

Mijn GastenBoek

woensdag, oktober 31, 2007

Noodlot

Ik had mijn baan opgezegd en ál mijn geld verbrast aan goddelijke spijzen, elitaire nectar, extravagante uitjes en fantastische hebbedingetjes. In drie weken tijd had ik álles wat ik áltijd al had willen proeven, geproefd. Alles wat ik altijd had willen doen, gedaan. En alles gekocht wat ik begeerde. Er was geen cent meer over. Het feit dat niet alleen mijn spaarcentjes op waren, maar dat ik er ook nog een ton van de bank doorheen had gejaagd, deerde mij niks.

Die avond had ik mijn wekker vernietigd, honderden kaarsjes aangestoken en lag in opperste sereniteit in bed. Ik kon een tevreden mens zijn. Vrienden en familie had ik brieven geschreven, waarin ik ze had laten weten dat ik van ze hield. Een aantal anderen had ik laten weten dat ik een bloedhekel ik aan ze had. Nu was alles goed. Ik voelde me intrinsiek vredig en tevreden. Als ik niet beter wist, was dit het gevoel van 'gelukkig zijn'. Zo viel ik in slaap.

Toen sloeg het noodlot toe: die ochtend werd ik wakker! Gewoon, zoals altijd. Welliswaar láát, maar gewoon wakker. Alsof er niks aan de hand was. Niks geen verlossende lichtflitsen, niks geen serene terugtocht naar het beloofde land, niks geen oneindige -extatische- goddelijke gelukservaring. Geen einde der tijden. Gewoon woensdag, gehaktdag.

Twijfel en wanhoop. De profetie van de profeet der profeten, de vader van hét uitverkoren Efraïm, was geen bewaarheid geworden! Hoe was het mogelijk? Profeet, visionair, de uitverkoren vertrouweling en dienaar van God zelve, Heinrich van Geenen, zat ernaast! Puttershoek, ondanks alle onontkenbare voortekenen, tóch niet het Nazareth van de 21 eeuw.

Er zat maar één ding op: koffie drinken. En roken, de ene na de andere. Wat nu? Ongetwijfeld zouden vandaag de eerste aanmaningen door de deur vallen. Ik had de bank immers moeten beloven die ton op 31 oktober -vandaag- terug te betalen. En in blind vertrouwen op de Uitverkorene, had ik dat lacherig ondertekend. Daar zat ik dan. Tussen honderden uitgebrande kaarsjes, lege flessen 80 jaar oude whisky, blikjes onbetaalbare kaviaar, 5 nog-immer-kwispelende Aibo's en een dozijn andere electronische hoogstandjes. Door het raam zag ik de glimmende, gehuurde lamborghini. Op mijn voicemail stonden 4 enigszins verontrustende berichten van ik-heb-een-bloedhekel-aan-jou-brief ontvangers. En de fééstdagen moesten nog komen. Dit was niet het einde van de wereld, dit was het einde van Míjn wereld.

'Schat..' hoorde ik zachtjes. 'Schat' klonk het nogmaals, 'wakker worden! Het is al half acht'. Ik probeerde mijn ogen te openen. Nog voor ik wakker was, raasde de vraag als een hamer door mijn hoofd: had ik gedroomd of was het écht? Had ik mijn baan opgezegd? Stond er buiten een Lamborghini? Liepen er beneden 5 Aibo's te kwispelen? Maar bovenal: had ik een ton schuld? Minutenlang zocht ik tevergeefs naar antwoord.
'Schat', riep ik uiteindelijk koortsachtig naar beneden 'hoe is het met de Aibo's?'. Mijn stem sloeg over. Ze kwam de kamer in gelopen en staarde mij langdurig aan. Zweetdruppels gleden van mijn voorhoofd.
'Aibo's?' klonk het verlossende antwoord.

'Laat maar zitten schat. vreemd gedroomd'.

Nog nooit was ik zó blij dat ik gewoon naar mijn werk mocht vandaag. Op woensdag geen einde der tijden, maar gewoon gehaktdag.